Honderd jaar Britse beeldhouwkunst 

 
In Londen was begin dit jaar een overzicht te zien van de ontwikkelingen in de Britse beeldhouwkunst gedurende de afgelopen eeuw. Wat vooral opviel, is de spectaculaire ontwikkeling die de Britse beeldhouwkunst de afgelopen decennia heeft doorgemaakt: Van klassiekers als Barbara Hepworth en Henry Moore is het een enorme sprong naar de mobiele rokersruimte van Sarah Lucas en de in een aquarium geplaatste barbecue van Damien Hirst.
 
 
Door Etienne Boileau
 
De samenstellers van de tentoonstelling, die volgens een strakke thematiek werd opgebouwd, zien de Britse beeldhouwkunst van de afgelopen eeuw niet als een op zichzelf staand fenomeen. Naast invloeden uit Europa en de VS onderging de beeldhouwkunst in Groot-Brittanië ook de nodige invloed van beduidend exotischer landen. Landen die in de vorige eeuw behoorden tot het enorme Britse rijk, waar veel beelden zijn opgegraven en daarna door de Britse bezetters zijn meegenomen, of gewoonweg geroofd.

Adams seksuele kracht 
Zo is er in een van de eerste zalen een prachtige opstelling te zien met diverse bruiklenen uit het British Museum, afkomstig uit de antieke oudheid, Oceanië en Afrika. Daaronder een granieten beeld van de Egyptische godin Sekhmet uit 1350 voor Christus, een negentiende eeuwse totempaal uit Canada, en diverse Afrikaanse voorouderlijke beelden. De organisatoren plaatsten daar diverse voorbeelden van twintigste eeuwse beeldhouwkunst tussen. Daaronder het houten beeld Family van Henry Moore, de stenen Embryo van Leon Underwood en diverse torso’s van Britse beeldhouwers als Dora Gordine en Barbara Hepworth. Door die gemengde opstelling werd meteen duidelijk dat Britse beeldhouwers zich aan het begin van de twintigste eeuw sterk lieten leiden door sculpturen uit antieke beschavingen.
Het sterkste voorbeeld daarvan is de albasten Adam uit 1938 van Jacob Epstein. De seksuele kracht van deze meer van twee meter hoge reus is enorm: zijn forse geslacht steekt half omhoog en zijn ballen bungelen losjes voor zijn enorme gespierde dijen. Het beeld doet denken aan Afrikaanse voorouderlijke beelden, maar wijst tegelijkertijd ook al de weg naar meer eigentijdse vormen van beeldhouwkunst. Een beeld dat nu pas op zijn waarde kan worden geschat. Eind jaren dertig lag dat echter anders: de preutse Britse kunstelite vond het beeld rather shocking en weigerde er een plek in de openbare ruimte of een museum voor te zoeken. Bijna was het aan z’n eind gekomen in een zieltogende peepshow in New York, waar het jaren heeft gestaan.
 
Barbara Hepworth en Henry Moore
Heel anders lag dat bij de beelden van de twee bekendste Britse beeldhouwers uit de vorig eeuw, Hepworth en Moore. Zij speelden in hun werk al vroeg op een diffuse, meer abstracte wijze met erotiek. In hun beelden is de menselijke figuur slechts gedeeltelijk en soms zelfs helemaal niet meer te herkennen. In een speciale zaal, gewijd aan deze twee iconen van de Britse beeldhouwkunst, stonden twee immense bronzen beelden. Van Hepworth was er een meer dan drie meter hoge, vrij platte abstracte vorm met bovenin een groot rond gat. Het had de titel Single Form en werd oorspronkelijk gemaakt voor het plein van het gebouw van de VN in New York. Een beeld met mooie, vrouwelijke rondingen dat her en der zelfs wat uitbolt. Van Moore stond er in deze zaal zijn beroemde langgerekte Reclining Figure, een op ellebogen en knieën rustende vrouwfiguur weergegeven in een bevallige mix van figuratie en abstractie.    
 
Kurt Schwitters’ Merz Barn
Beeldend kunstenaar en (klank)dichter Kurt Schwitters kreeg tijdens de tentoonstelling een bijzonder eerbetoon. Een replica van zijn laatste Merz Barn die hij in Groot-Brittannië bouwde, stond op de binnenplaats van de Royal Academy. Schwitters was eind jaren dertig via Noorwegen naar Groot-Brittannië gevlucht, nadat de Nazi's zijn werk als entartete Kunst hadden bestempeld. Hij vestigde zich in Ambleside in het Lake District en werkte daar de laatste jaren van zijn leven op het platteland aan de transformatie van een bescheiden schuurtje tot kunstwerk. Zijn plan was om van deze schuur, die hij Merz Barn, noemde een soort grot te maken met kolommen en binnenmuren. Toen Schwitters in 1948 overleed, was de schuur nog niet af. De Tate redde het werk van de definitieve ondergang; een team van specialisten begon enige tijd later aan een reconstructie die uiteindelijk in 2006 verworven werd door de Littoral Arts Trust. Tot op de dag van vandaag erkennen befaamde kunstenaars als Robert Rauschenberg, Eduardo Paolozzi en Damien Hirst de invloed van Schwitters op hun werk, die door zijn tienjarige verblijf in Groot-Brittannië gemakshalve tot de Britart wordt gerekend.
 

Invloed uit de VS
De Britse beeldhouwkunst werd tijdens de vorige eeuw ook sterk beïnvloed door de ontwikkelingen in de VS. Denk daarbij aan het werk van de Amerikaan Jeff Koons; hij liet een doodgewoon object als een basketball op water drijven en toonde dat in een glazen vitrine. Damien Hirst en andere Britse kunstenaars namen dat idee van Koons over; ze  ontwierpen glazen vitrines waarin alledaagse voorwerpen in een bepaalde context geplaatst werden. Verwijzingen naar sociale klasses – een classificatie die als typisch Brits ervaren wordt – ging in hun werk een belangrijke rol spelen. Hirst’s barbecue Let’s eat outdoors uit 1990 appelleert daar ook aan. In een glazen kooi, compleet met echte steaks en duizenden rondzoemende vliegen die door een elektrische vliegenvanger worden gedood, staan een paar simpele plastic stoelen, een ronde tafel en een enorme barbecue: zo brengt the British lower class z’n zondag door.
Maar ook al eerder ondervonden Britse beeldhouwers invloeden uit de VS.  Sir Anthony Caro had in de Verenigde Staten gezien hoe Amerikaanse kunstenaars met industriële materialen werkte, wat tot dan toe not done was in Groot-Brittannië. Zijn metalen sculptuur Early One morning uit 1962, blijkt een kruispunt te zijn in de geschiedenis van de Britse beeldhouwkunst. Als één van de eerste beeldhouwers maakte hij een sculptuur uit losse stalen onderdelen die hij vervormde en vervolgens aan elkaar laste. Daarna plaatste hij het geheel direct op de tentoonstellingsvloer zonder sokkel. De krachtige, abstract-geometrische vormen en de felle rode kleur van deze assemblage waren in scherp contrast met de ronde vormentaal van Hepworth en Moore; een beeldtaal  waarin altijd wel iets menselijks in te herkennen viel. Eén van Caro’s vrienden die de losse onderdelen van het beeld in de garage van de kunstenaar zag liggen, reageerde onderkoeld: ‘Well I see you have the builders working in your house today.’ Caro was dolblij met die opmerking, want tijdens het ontwerpen had hij bedacht dat het beeld er juist niet als een sculptuur moest uitzien. En daar was hij dus blijkbaar in geslaagd.  

Het Britse landschap
Zoals Caro’s hierboven beschreven beeld uiterst Amerikaans is, zo Brits is het werk van Richard Long. In de Royal Academy was diens prachtige tien meter lange installatie Chalk Line te zien. Long staat erom bekend dat hij als een van de voorlopers van de stroming Landart interventies in het landschap pleegt en daartoe veel met natuursteen werkt. Die stenen stapelt hij in museale ruimtes of ontwerpt daarmee nieuwe wegen en paden in een bestaand landschap. De in Noordwest Engeland geboren Andy Goldsworthy heeft dat principe later vervolmaakt, door nog veel subtielere ingrepen in de natuur te doen met bloemblaadjes, takjes en ander restmateriaal. Jammer genoeg was er van hem geen werk tijdens  deze expositie te zien.
Als tegenhanger van Long lag er naast zijn stenen sculptuur de minimalistische installatie van Carl André Equivalent VIII. Een werk datbestaat uit een grid van twee lagen gestapelde bakstenen. Baksteen was maar een goedkoop massaproduct, zo reageerde indertijd het boze Britse publiek. Dit kon onmogelijk kunst zijn ! In dezelfde zaal stond de stapeling Stack van Tony Cragg: een vierkante twee meter hoge cubusvorm, samengesteld uit restmaterialen afkomstig van zijn atelier. Denk aan purschuim, houten platen en balken, een enkele steen of kledingstuk, diverse rollen tapijt en een verdwaalde schoen. Mooi uitgelijnd en heel precies gestapeld. De opgerolde tapijten veroorzaakten een cilindrische beweging en de diagonaal geplaatste balken bewerkstelligden een strakke lijnvoering in deze ritmisch geordende stapeling.
 
In search of the ordinary
Onder deze noemer vielen de uiterst simpel ogende installaties en sculpturen in de laatste twee zalen van de Royal Academy. Daaronder een  minimalistische lichtinstallatie van Martin Boyce, die bestond uit drie gekruiste Tl buizen, hangend aan het plafond: een duidelijke verwijzing naar Rietveld. Het allersimpelste object op de tentoonstelling was het elektrische kacheltje dat door Bill Woodrow werd omgebouwd tot sculptuur door er een gele kunstvis in te plaatsen. De vorm van die vis had hij bovendien in de achterwand van het kacheltje uitgesneden, zodat het leek alsof het diertje eigenhandig het kacheltje was ingezwommen.
Leading imagein deze categorie beelden waarin kunstenaars op zoek zijn gegaan naar het alledaagse, was het portable beeld van Sarah Lucas Smoking Area. Het bestond uit een eenvoudige stoel met plastic zitting en daarboven een houten kap die in evenwicht werd gehouden door een paar gewichten aan een touw. Een ironisch commentaar op de antirook lobby. Volgens de organisatoren van de expositie kunnen kunstenaars twee dingen doen: in hun atelier blijven zitten en daar het wiel uitvinden, of de straat op en commentaar leveren op wat daar gebeurt. Dat met name Sarah Lucas en Damien Hirst naar buiten zijn gegaan en commentaar zijn blijven leveren, werd wel duidelijk op dit indrukwekkende en buitengewoon overzichtelijke overzicht aan Britse beeldhouwkunst.
 
 
Modern British Sculpture, Royal Academy of Arts, Londen.
22 januari t/m 7 april 2011, www.royalacademy.org.uk
  
 



Merz Barn van Kurt Schwitters op de binnenplaats van de Royal Academy, foto Etienne Boileau