Cross-overs in de kunst: Léon van Opstal


Wanneer een totaal ander beroep wordt ingeruild voor het kunstenaarschap is sprake van een wel heel bijzondere cross-over. Want juist dan dienen zich mogelijkheden aan om in een eerder vak ontwikkelde vaardigheden te integreren in het kunstenaarschap. Een mooi voorbeeld daarvan is Léon van Opstal. Na een opleiding onderhoudstechniek voor vliegtuigen werkte hij een paar jaar als monteur en technicus. Om meerdere redenen gooide hij het roer om en meldde zich aan bij de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten. Daar kon Van Opstal eindelijk zijn creativiteit kwijt. Langzaamaan ontwikkelde hij een eigen beeldtaal, die hem nu in staat stelt dode bijen, hommels en vlinders met ambachtelijke precisie om te bouwen tot fabelachtige kinetische objecten.

Door Etienne Boileau

Een hoge bedrijfshal in Amsterdam-Oost. Binnenin staan tientallen containers waarin kunstenaars hun eigen werkplek hebben. De begroeting door Léon van Opstal is hartelijk. Hij oogt jeugdig voor zijn leeftijd en spreekt met een Haags accent. We praten in een bouwkeet op de bovenverdieping van de hal. Van Opstal steekt meteen van wal:
“Na de middelbare schoolheb ik een opleiding onderhoudstechniek voor vliegtuigen gevolgd. Met het daar behaalde monteurs- en technicusdiploma ben ik vervolgens bij Rijnmond Air Services gaan werken, waar ik vliegtuigen repareerde. Toch was er altijd twijfel bij me of dit het wel was.”
Waarom gaf je je werk op en koos je voor het kunstenaarschap?
“Tijdens een vakantie werd ik ziek. Ik was 23 en kreeg na diverse onderzoeken te horen dat ik een chronische ziekte heb, die nooit over gaat. Toen ben ik wel na gaan denken. Er bleek een soort zwaard van Damocles boven m’n hoofd te hangen; hoe je toekomst eruit gaat zien weet je niet. Ik besloot kunstenaar te worden en meldde me in 2004 aan bij de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten.”
Voelde je je daar wel thuis als techneut?
“Tijdens een rondleiding kreeg ik als eerste het metaallokaal te zien. Ik zag een puntlasapparaat, afkortzagen, boormachines: kortom alles waar ik mee zou kunnen bouwen, want dat wilde ik het liefst. Een van m’n eerste opdrachten die ik op de opleiding kreeg was een zelfportret. Dat werd een zelfportret van pillenstrips. Een andere opdracht - een beeld over het nieuwe leven - werd een stok in een houten blok waar ik met ringetjes, touwtjes, stokjes en elastiekjes een zwangere vrouw omheen had gebouwd. Eigenlijk heel mechanisch.”
Hoe kwam je bij het onderwerp waar je je nu mee bezig houdt?
“In de zomer van 2010 liep ik op straat en zag bij een stoplicht een dode hommel liggen. Toen ik overstak ontdekte ik er meer, een stuk of veertig. Ik vroeg me af waardoor ze gestorven waren. Vanwege de onkruidverdelgers? Later las ik een bericht in de krant dat de VN een rapport had uitgebracht over bijensterfte¹. Toen ik het las werd me duidelijk dat bijen wereldwijd aan het uitsterven zijn. En niet alleen bijen, maar ook vlinders en hommels. Daar wilde ik iets mee.”
Hoe zag je eerste werk uit die hommelserie eruit?
“Dat was een hommeltje dat ik in giethars heb gegoten in de vorm van een bolletje: compleet met stuifmeel aan de pootjes. Later heb ik er nog een messing opwindsleuteltje aan toegevoegd, zodat het lijkt of ie weer op te winden is. Toen ik het zat was om dode hommels in hars te gieten, ben ik op zoek gegaan naar een methode om het beestje te laten bewegen. In een modelbouwwinkel kwam ik van die kleine messing staafjes tegen. Ik heb vervolgens thuis zo’n hommeltje genomen, z’n vleugeltjes afgeknipt en daar grotere vleugels voor in de plaats gemaakt met behulp van die staafjes. Met kleine scharnieren kreeg ik beweging in die vleugels. Daarna ben ik ook wat met de aandrijving gaan doen. Zo is die interesse langzaamaan uitgegroeid tot volwaardige kinetisch objecten met tandwielen, krukasjes, scharniertjes en dergelijke. En soms hang ik ook nog een paar raketjes onder de vleugels. In 2012 heb ik mijn eerste Emergency pollination kastjes gemaakt. Ze zijn van rood gelakt staal met een ruitje ervoor. Er hangt een opgezette hommel, vlinder of honingbij in. In noodgevallen mag je met een klein hamertje het ruitje doorslaan voor noodbestuiving. Een soort postapocalyptische bevrijding.”
Dus je werk gaat eigenlijk over de teloorgang van de natuur?
“Ja, je gaat nadenken: de bijen gaan dood omdat we neonicotinoïden (bestrijdingsmiddelen) gebruiken, want een bij neemt stuifmeel mee naar de korf. Tussen dat stuifmeel zitten gifstoffen, ergo slechte bouwstenen, en daar bouwt zo’n bij weer nieuwe generaties mee op. Die worden daardoor aanzienlijk zwakker, hun weerstand gaat omlaag, wat tot gevolg heeft dat ze aan een simpele schimmel of een verkoudheid doodgaan.”
Heeft kunst hier een functie?
“Absoluut, kunst kan mensen bewust maken van het feit dat het niet goed gaat met de natuur en het ecosysteem op onze planeet. Kunst kan ons duidelijk maken dat op het gebied van ons voedsel en landbouw heel veel zaken anders moeten. Biotechbedrijven als Monsanto met hun bestrijdingsmiddelen en genetisch gemanipuleerde zaden hebben veel te veel macht. Technologie kan nooit de uiteindelijke oplossing zijn voor onze voedselcrisis; ze kan slechts in dienst staan van de natuur. Bijen en hommels kunnen echt niet gerobotiseerd of mechanisch vervangen worden, al speel ik in mijn werk wel met dat absurde idee.”

www.leonvanopstal.com


¹ UNEP 2010 - UNEP Emerging Issues: Global Honey Bee Colony Disorder and Other Threats to Insect Pollinators.
 
copyright © 2015 Etienne Boileau


Leon van Opstal Mareliefje 2015, foto kunstenaar